Zodra ik de deur van kamer 12A van het Camobs Hotel opende, werd ik aangestaard door zeventien paar ogen. Het voelde ongemakkelijk dat zo veel blikken op mij waren gericht, dus bleef ik even in de deuropening staan. Ze hingen in drie rijen onder elkaar, de portretfoto’s in sepia van in totaal zeventien vrouwen. Zonder uitzondering keken ze recht vooruit, de camera in. Iets zei me dat het geen gewone foto’s waren en de portretten intrigeerden me dan ook. Ik vroeg me af wie ze had gemaakt. Linksboven hingen een foto van een jong meisje en -afgaande op de overeenkomsten in het uiterlijk- haar moeder naast elkaar, maar verder kon ik geen gelijkenissen tussen de personen op de foto’s ontdekken. Als ik toen iets langer had kunnen kijken, had ik misschien eerder doorgehad dat er inderdaad iets niet klopte, maar mijn aandacht werd afgeleid door een klap op mijn schouder.
Lees meer