Vergeet-mij-niet

Weemoedig kijkt Carlo naar de trein die hem passeert. Jaren geleden stond hij vaak op precies hetzelfde punt te wachten op treinen die voorbij rijden. Hij was toen een jaar of zes, en terwijl hij enthousiast naar de voorbijrijdende trein wees, keek hij zijn vader aan. Glimlachend keek die dan terug, en knikte instemmend. Maar nu staat hij daar alleen, zonder vader die overduidelijk geniet als hij het enthousiaste, onbezorgde, gezicht van zijn zoon ziet.

Onbezorgd. Carlo zucht diep als het woord zich door zijn gedachten voortbeweegt, zoals de trein die hij net voorbij zag rijden. Zo zie je een trein naderen, en net zo snel is hij weer opgegaan in de horizon. Hetzelfde geldt in zekere mate voor de onbezorgdheid van een kind. Het gebeurt misschien niet met de snelheid van een trein, maar geleidelijk verdwijnt de onbezorgdheid naar de horizon van het verleden.

Op dit moment wil Carlo niets liever dan teruggaan naar vroeger. Terug naar het kind zijn, een tijd waarin er geen zorgen bestonden, en het leven van alle dag nog niet zijn sporen had nagelaten. Hij weet echter dat dit onmogelijk is. Elke keer dat hij een stap zet richting de horizon, trekt deze zich een stukje terug. De horizon is ongrijpbaar.

Niet alleen de onbezorgdheid, ook de onschuld van een kind doet Carlo terugverlangen naar vroeger. Als kind kon hij tenminste vrijuit spreken, en als hij iets verkeerds zei, lachte men erom. Het was immers schattig, en een onschuldig kind kon met die woorden zeker niets verkeerds bedoelen. Ze wisten het zeker. Ooit als het kind zou zijn opgegroeid, en ze vertelden wat hij had gezegd, dan zou hij er om lachen. Later zou hij immers beseffen wat voor rare dingen hij wel niet had gezegd.

Een glimlach verschijnt op Carlo’s lippen als hij denkt aan een verhaal dat hem jarenlang is blijven achtervolgen. Hij was een jaar of vijf toen hij de onvermijdelijke vraag stelde. ‘Papa, waar komen kinderen vandaan?’ Zijn vader had hem twijfelend aangekeken. Eigenlijk wilde hij de vraag ontwijken, maar toen hij in de vragende ogen van Carlo keek kon hij niets anders dan de vraag beantwoorden. ‘Nou jongen, weet je, je moeder had een eitje in haar buik en ik heb daar zaadjes bij gestopt.’ Vol ongeloof had Carlo zijn vader aangekeken. Toen zijn moeder de kamer binnen kwam lopen, kon zij het dienblad dat zij droeg nog net grijpen voordat het op de grond viel, toen Carlo vroeg: ‘Mama, deed het geen pijn toen je van papa een heel ei moest doorslikken en hij zaadjes in je buik stopte? En waren dat net zulke zaadjes als die we altijd in de tuin stoppen en waar bloemetjes uit komen?’

Carlo hoort hoe een groep fietsers hem op het fietspad achter hem passeert. Luid pratend bewegen ze zich voort over het deinende pad door de natuur. Het zal hen waarschijnlijk niet eens opvallen, maar de omgeving zit vol schoonheid. Zijn vader kon er enorm van genieten, en heeft deze eigenschap overgedragen aan zijn zoon. Toen Carlo nog jong was, heeft zijn vader hem regelmatig meegenomen de duinen in. Hij maande zijn zoon dan tot stilte wanneer ze een konijn, een haas en een enkele keer zelfs een vos zagen, maar hij kon ook erg boeiend vertellen over dennenbomen, duindoorns en vergeet-mij-nietjes. De schoonheid van de natuur zit hem echter niet alleen in de flora en fauna zelf, maar vooral in de ambiance waarin ze zich bevinden.

Een zucht verlaat Carlo’s longen als hij een vergeet-mij-nietje ziet. Toen hij op een dag aan zijn vader vroeg waarom ze die naam dragen, hurkte zijn vader naast hem neer en plukte er één. Toen hij hem aan zijn zoon gaf sprak hij de woorden die Carlo zich nog kan heugen als waren ze gisteren uitgesproken. ‘Carlo, vergeet-mij-nietjes heten hoe ze heten omdat ze heel speciaal zijn. Wanneer je er iemand één geeft, zal deze persoon zich jou altijd blijven herinneren, wat er ook gebeurt.’ Nadat hij zijn zoon deze uitleg had gegeven, plukte hij een vergeet-mij-nietje en gaf het aan Carlo. ‘Zo, nu zul je mij altijd blijven herinneren.’ Knikkend had hij hem in ontvangst genomen, en toen ze er even later nog eentje zagen, plukte hij deze en gaf hem aan zijn vader. Glimlachend nam hij hem aan. ‘Zo, nu zal ik jou ook nooit vergeten jongen.’

Maar hoe anders is de werkelijkheid. Het is nu precies een jaar geleden dat de dokter de diagnose stelde. De schok was groot toen de dokter Carlo en zijn vader meedeelde dat laatstgenoemde aan Alzheimer lijdt. En terwijl de toestand van zijn vader de afgelopen maanden verslechterde, had Carlo niemand om zijn verdriet mee te delen. Hij heeft geen broers of zussen en zijn moeder is hij verloren toen hij vijftien was. Het gebeurde tijdens de skivakantie in Frankrijk. De laatste keer dat Carlo op een piste heeft gestaan. Samen met zijn ouders was hij aan een afdaling bezig, toen zijn moeder plots moest uitwijken voor een stel tieners die massaal onderuit gingen. Carlo had in eerste instantie niets in de gaten, totdat hij zijn moeder hoorde gillen. Ze kon niet meer remmen, en kwam pas tot stilstand toen ze in volle vaart tegen een boom knalde.

En sinds dat moment waren ze nog maar met zijn tweeën, zijn vader en hij. Na het verlies van zijn moeder is de band met zijn vader enorm gegroeid. Zo sterk zelfs, dat hij Nathalie, de vrouw van zijn dromen, ervoor heeft opgegeven. Met haar eenendertig jaar is ze anderhalf jaar jonger dan Carlo. En eenentwintig maanden, twee weken en drie dagen lang waren ze gelukkig met elkaar. En toen ging zijn vader hard achteruit. En terwijl Carlo probeerde zijn vader zo veel mogelijk te helpen en te steunen, verloor hij Nathalie uit het oog. Uiteindelijk vond hij een briefje op de keukentafel, waarin ze afscheid nam. En vanaf dat moment wist hij dat hij alleen achter zou blijven.

Carlo zucht en staart naar het vergeet-mij-nietje voor zijn voeten. Hij was zeven jaren oud toen hij er één aan zijn vader gaf. Zeven jaar oud toen zijn vader beloofde dat hij hem nooit zou vergeten. En nu, ruim vijfentwintig jaar later herkent zijn vader hem niet meer. En dat doet Carlo het meeste pijn van alles. Dat zijn eigen vader, de enige familie die hij nog heeft, hem niet meer kent.

Carlo gaat achter ene duintop zitten. Hij kijkt om zich heen en als hij er zeker van is dat hij alleen is, laat hij zijn verdriet de vrije loop. Tranen rollen over zijn wangen en zijn schouders schokken. Tot een week geleden kon hij zijn zinnen nog verzetten op zijn werk, dat een welkome afleiding verzorgde van zijn zorgen. Maar sinds het bedrijf failliet is gegaan is ook die zekerheid uit zijn leven verdwenen. En omdat alle zekerheden verdwijnen, heeft Carlo die zekerheid opgezocht die er nog steeds is. De rust van de natuur, waar herinneringen aan vroeger de omgeving vullen.

In gedachten ziet hij zichzelf weer bramen plukken met zijn ouders. Zijn moeder zou er jam van gaan maken. Carlo was toen een jaar of vijf. Zijn ouders zaten op een bankje langs het klinkerpad, en hij ging nog door met zoeken. Omdat zijn ouders de mand met bramen bij zich hadden, stopte hij ze zolang maar even in zijn jaszak. Toen hij terugkwam bij zijn ouders, en zijn moeder vroeg waar hij de bramen had gelaten, sloeg hij triomfantelijk op zijn jaszak. De witte jas werd al snel braamrood.

Carlo sluit zijn ogen en zakt achterover, tegen het duin aan. Als hij de stilte om hem heen beluistert, wordt deze plotseling verbroken door een monotoon piepend geluid. Het duurt even voordat Carlo zich realiseert dat het zijn eigen mobiele telefoon is die de stilte doorbreekt. En als hij de oproep heeft beantwoord kan hij niets anders doen dan zich naar zijn fiets haasten, om zich zo snel mogelijk naar het verzorgingstehuis te begeven.

Twintig minuten duurt de rit naar het verzorgingstehuis, maar het lijkt uren te duren voordat Carlo zijn bestemming bereikt. Binnen wacht een verpleegster hem al op. ‘Wat is er aan de hand?’ Ze gebaart hem haar te volgen. Hij kent de weg en vermoedt dat ze naar de kamer van zijn vader gaan. ‘Is er iets mis met mijn vader?’ Als ze de deur opent, ligt zijn vader op zijn rug, met zijn ogen wijd open. ‘Carlo, mijn jongen. Hoe gaat het nu met je?’ Carlo schrikt als hij zijn vader voor het eerst in maanden zijn naam hoort noemen.

‘Pap?’ ‘Wat is er, je kijkt alsof je een spook ziet. Ik ben het hoor, je vader.’ Carlo schudt zijn hoofd en loopt naar het bed van zijn vader. ‘Dat weet ik. Ik ben gewoon blij dat je me herkent.’ ‘Hoezo? Waarom zou ik mijn eigen zoon niet meer herkennen?’ Carlo twijfelt, en besluit de waarheid voor zijn vader te verbergen. ‘Laat maar. Ik heb een beetje raar gedroomd vannacht.’ ‘Net als toen je acht was zeker? het heeft twee dagen geduurd voordat ik je ervan had overtuigd dat je teddybeer geen moordaanslag op je beraamde.’ Carlo glimlacht. ‘Maar hij zag er wel erg dreigend uit hoor.’ Zijn vader kucht. ‘Jongen, ik weet dat ik de jongste niet meer ben, en dat ik ziek ben. De dokter vertelde me dat ik een helder moment heb. Ik weet niet wat er gebeurt al;s dat voorbij is, maar ik wil dat je weet dat ik van je hou.’ Carlo voelt opnieuw tranen opkomen. ‘Ik ook van jou.’ Hij ziet hoe zijn vaders ogen nat worden. ‘Als ik er niet meer ben, zul je dan aan me denken?’ Carlo knikt. ‘Natuurlijk. Vergeet de vergeet-mij-nietjes niet hè.’ Zijn vader knikt. ‘Ik zal jou ook nooit vergeten.’ Zijn vader kijkt hem strak aan. Dan draait hij zijn hoofd, slaakt een diepe zucht en sluit zijn ogen.

De volgende ochtend is Carlo al vroeg uit de veren. Nadat de dokter de dood van zijn vader bevestigde, is hij naar huis gegaan. Vannacht heeft de gedachte dat hij alles wat hem dierbaar was heeft verloren hem wakker gehouden. Midden in de nacht heeft hij Nathalie gebeld. Natuurlijk sliep ze, en dus heeft hij haar voicemail ingesproken:‘Hij is… hij… is… er niet… meer.’ Eigenlijk weet hij niet waarom hij juist haar heeft gebeld. Al maanden hebben ze geen contact meer gehad. En toch wist hij dat hij haar moest bellen. En terwijl hij voor zichzelf koffie zet wordt zijn gelijk bewezen wanneer de deurbel gaat. Als hij de deur opent staat Nathalie voor hem.

‘Ik hoorde je bericht. Het spijt me zo voor je.’ Een paar minuten kijken ze elkaar aan. Dan stapt Carlo opzij en ze loopt naar binnen. ‘Ik mis je.’ Carlo kijkt haar verrast aan. ‘Ik jou ook. Als ik de tijd kon terugdraaien, dan deed ik dat. De laatste maanden heb ik zo vaak terugverlangd naar vroeger, toen alles nog vanzelfsprekend was, en ik me kon verschuilen achter kinderlijke onschuld. Terug naar toen. Maar ik ben me ook gaan beseffen dat ik verder moet. Wat geweest is, is geweest. De tijd kan niet worden teruggedraaid.’

Nathalie kijkt hem gespannen aan. ‘Carlo, ik weet dat dit waarschijnlijk niet het juiste moment is, maar de afgelopen maanden heb ik vaak verlangd naar dit moment, waarop we besluiten om ons een tweede kans te geven. Als jij dat wil tenminste. Ik ben weggegaan om jou de ruimte te geven om de situatie op jouw manier te verwerken. Maar ik heb nooit het vertrouwen verloren in een toekomst. Jij, ik en de kleine.’ Carlo kijkt haar verbaasd aan. ‘Bedoel je dat?’ Als Carlo haar hoofd knikkend voor zich ziet voelt hij zich schuldig omdat hij vreugde voelt, terwijl hij zou moeten rouwen om zijn vader. Maar het nieuws dat hij zelf vader zal zijn overwint zijn verdriet voor even.

Hij loopt naar Nathalie en omhelst haar. ‘Alles zal anders worden. Dat beloof ik je. Anders, en beter.’ Tranen rollen over zijn wangen. Over een paar jaar kan hij het gevoel van vroeger terugkrijgen, kan hij toch terug naar toen gaan. Maar de rollen zullen dan zijn omgedraaid. Hij ziet het al helemaal voor zich. Samen met zijn kind loopt hij door de duinen, en legt het verschil uit tussen een haas en een konijn, plukt hij vergeet-mij-nietjes en staat hij hand in hand met zijn kind de voorbijrazende treinen na te kijken.

Plaats een reactie