De wanhoop der eenzaamheid

Al babbelend gaat ze naast me zitten, haar aandacht onafgebroken op haar vriendinnen gericht, die de stoelen aan de andere kant van het gangpad innemen. Ik noem haar Romy, dat doen haar vriendinnen immers ook. Romy is al bijna een jaar samen met een jongen die volgens mij Bas heet. Haar vriendin die ik gemakshalve maar Eva noem, vindt dat aanleiding om twee andere mensen in het gesprek te betrekken.
“Victor en Renske hebben al bijna drie jaar met elkaar!”
“Drie jaar, dat is vet lang man!”, reageert Romy, “Dat hou ik nooit vol!”
“Maar als je het leuk hebt samen, dan maak je het toch niet uit?”
Vanuit mijn ooghoek zie ik Romy knikken. “Dat is waar.”
“Maar je hebt dus al bijna een jaar verkering,” bracht de wat stillere tweede vriendin, die vanaf nu Hilde heet, uit, “dan ga je al bijna van hem houden!”

Ik ben blij dat ik een boek lees, om mijn steeds breder wordende glimlach voor de tieners achter te verbergen. Ze zullen een jaar of 18 a 19 zijn, beslist niet ouder. Tienermeisjes nog, met dito opvattingen. Dat ze het geen drie jaar met hun vriendje uithouden en dat ze na een jaar misschien een keer van hem gaan houden. Zij wel. Zij kennen de liefde al en weten hoe mooi die kan zijn. Zij wel.

Mijn gedachten dwalen af. Het beeld van Nicole, zoals ze die avond voor me stond, zal me altijd bijblijven. Het was de eerste en enige keer dat ik haar in levenden lijve zag, die avond in september. Ze was pas vierentwintig lentes jong, maar gedroeg zich alsof ze de herfst van haar leven al had bereikt.

De najaarszon zakte al weg achter de westelijke horizon, toen ik het terras van restaurant Chez Jan betrad. In het schijnsel van de buitenverlichting tekende haar silhouet zich aan de andere kant van het terras af. De punt van haar een-na-laatste Camel in haar rechterhand gloeide in de opkomende schemering. Haar elleboog steunde op de pols van haar linkerarm, die ze tegen haar lichaam geklemd hield, net onder haar borsten. De wind speelde met haar blonde lokken. Ze kuchte en gooide het restant van de sigaret op de klinkers. Met de naaldhak onder haar rechtervoet smoorde ze de nog gloeiende peuk met een soepele draaibeweging.

In het toenemende contrast tussen schemering en terrasverlichting werden haar contouren steeds duidelijker zichtbaar. Ze had niet het figuur van een fotomodel, maar toch was er iets aan haar dat mijn aandacht wist te vangen. Misschien was het haar uitstraling, misschien wel de gemaakte glimlach die ze de hele dag aan iedereen had getoond. En misschien was het wel gewoon de manier waarop ze duidelijk haar pijn verbeet, terwijl ze iedereen, mij incluis, begroette. Hoe ze deed alsof er niets aan de hand was en haar geluk geen grenzen kende. Maar wat het ook was, ik zal het nooit weten.

“Uw kaartje alstublieft”.
Ik kijk op uit mijn gedachten en weet één ding zeker. De conducteur, ogenschijnlijk een veertiger met terugtrekkende haargrens en uitzettende buik, heeft minder charmes dan Nicole. Ik geef hem mijn retourtje van Leiden naar Utrecht Centraal en nadat hij er een stempel op heeft gezet, berg ik het kaartje weer op. Door mijn mijmeringen heb ik het gesprek van de tienermeisjes niet gevolgd. Romy maakt het me gelukkig niet moeilijk om weer aan te haken bij de actualiteit.

Vorig jaar moest Bas voor zijn werk naar het buitenland en zijn baas had een weekendje voor hem en Romy betaald. Eigenlijk wilde ik het telefoonnummer van die baas vragen, maar daar dacht ik achteraf pas aan. Hoe dan ook, Romy was met Bas in Parijs geweest. Twee verliefde kalveren in de stad der liefde. Een stad waar Nicole volgens mij ook heel graag een keer naartoe had gewild, maar niet alleen. En dat laatste was juist de rode draad in haar leven, zo ontdekte ik toen ik met haar aan de praat raakte.

Het duurde even voor ze me in de gaten kreeg op het terras. Ze draaide zich zuchtend om en stopte toen ze me zag staan. Onze blikken kruisten en we werden bevangen door een eindeloos zwijgen.
Aarzelend doorbrak ik de stilte. “Ook even frisse lucht nodig?”
Ze knikte, terwijl ze haar blik op haar voeten richtte. Waarschijnlijk voelde zij zich net zo ongemakkelijk als ik. Weer zwegen we, totdat zij de stilte met woorden bestreed.
“Jij bent Frank toch? De neef van Karin?”
Nu was ik degene die haar vraag knikkend beantwoordde, terwijl ik voorzichtig mijn arm naar haar uitstak.
“Dat klopt.”
Ook zij stak haar arm uit en pakte mijn hand vast.
“Nicole.” Weer veinsde ze de glimlach die ik al vaker had gezien die dag.
Ze had mijn hand losgelaten en haar hoofd half afgewend. In het kunstlicht zag ik dat haar mascara lichtjes was uitgelopen over haar wangen.
“Vermaak je je een beetje?”, vroeg ik.
Ze zuchtte, haalde diep adem en draaide zich om, waarbij haar vochtige ogen me aankeken. Met de muis van haar hand veegde ze langs haar neus.
“Ik was getuige vandaag,” zegt ze met onvaste stem, “dus ik moet me wel vermaken he.” Opnieuw zuchtte ze. “Het moet wel.”
“Ik ben ook niet dol op dit soort verplichte gezelligheid, maar ja, Karin is mijn nicht, en het is de mooiste dag van haar leven. Dus dan schik ik mij voor één dag naar haar.” Terwijl ik de woorden uitsprak, realiseerde ik me al dat ik het negatiever bracht dan ik had willen doen.
“Ze is de laatste. En nu ben alleen ik er nog.”
Ik zag haar in het schemerlicht op haar onderlip bijten.
“Hey, kop op. Het is een bruiloft, geen begrafenis,” flapte ik er iets te enthousiast uit.
Nicole schudde haar hoofd en draaide zich om. “Laat maar, je begrijpt het niet. Niemand begrijpt het.”
“Sorry, ik…”
“Nee, jij kunt er niets aan doen, Frank. Het ligt aan mij. Zoals altijd ligt het aan mij.”
Ze stond nog steeds met haar rug naar me toe en maakte aanstalten om weg te lopen.
“Wacht!”, riep ik, waarop ze stopte en mij aankeek. “Misschien begrijp ik je beter dan je denkt.”
Ik twijfelde of ik haar überhaupt begreep, maar hoewel ik haar niet kende, voelde ik dat haar aan haar lot overlaten een slecht idee was. Misschien kon een luisterend oor haar helpen. Maar daar was het op dat moment al te laat voor.

“Station Afval aan den Rijn!”
De omroepinstallatie haalt me uit mijn gedachten. Het gegiechel van Romy en haar vriendinnen neemt mijn twijfel weg over of ik boodschap goed verstaan heb. Ik laat mijn blik afdalen naar mijn boek en lees zonder de woorden in me op te nemen. Ik sla de bladzijde om, terwijl Romy aan Hilde vraagt hoe het met haar date is gegaan.
“Het was helemaal geen date! Hij heeft me gewoon geholpen met mijn huiswerk.”
“Practicum biologie zeker,” roept Eva geamuseerd.
Ik kijk vluchtig opzij, net lang genoeg om te zien hoe Hilde haar tong uitsteekt naar Eva. Dan richt ik mijn aandacht ogenschijnlijk weer op mijn boek, al kan dat mij allang niet meer boeien.
“Uiteindelijk heb ik hém dus alles uitgelegd, en niet andersom!”
“En wanneer gaan jullie wel daten dan?”, vraagt Romy.
“Niet! Hij is echt mijn type niet. Nou ja, als ik hem op vakantie tegen zou komen misschien wel, maar nu dus niet.”
“Ja, op vakantie vind ik jongens ook sneller leuk dan anders hoor,” valt Eva haar bij, “maar dat is de sfeer he. Zon, feesten, alcohol en de wetenschap dat je hem na 2 weken toch niet meer ziet!”
“Maar als je hem echt leuk vindt…”
“Ja Romy, als als als… Het is mij in ieder geval nog niet gebeurd. Langer dan drie maanden heb ik het nog met geen enkele jongen uitgehouden.”

Drie maanden. Eva mag zich gelukkig prijzen dat ze zolang met iemand samen is geweest. Het is langer dan de langste relatie van Nicole. En dat was nou net wat haar dwars zat.
“Karin was de laatste,” zei ze nogmaals. “Na Miranda en Kaya is zij de laatste die trouwt. En allemaal veel te jong. Ik ben de volgende, of dat zou ik moeten zijn. Maar dat gaat gewoon niet gebeuren.”
Ik keek haar aan. Haar blik rustte op een punt aan de horizon.
“Dat weet je niet,” antwoordde ik.
“Nee, dat weet ik wel. Je begrijpt het echt niet. Maar dat geeft ook niets, je kent me niet, net zoals niemand me kent. Soms denk ik zelfs dat ik mezelf niet eens ken.”
Zwijgend knikte ik. Ik kende haar inderdaad niet. Al wat ik wist was gebaseerd op de tijd die we op het terras stonden.
“Ik ben normaal helemaal niet zo openhartig, Frank. En al helemaal niet tegen mensen die ik niet ken.”
“Wat is er nu anders dan?”
“Ik wil nu mijn verhaal kwijt. Nu wel, voor de eerste en laatste keer wil ik mijn verhaal kwijt.”
Ze zuchtte en liep in de richting van de Ijssel. Ik ging naast haar lopen.
Nicole haalde diep adem.
“Het is heerlijk hier, vind je ook niet? De rust, het geluid van het stromende water, de lichtjes van de huizen in de avondschemering… ik zou hier wel voor altijd willen blijven.”
Ik knikte. “Het is zeker heerlijk rustig hier.”
“Rust past wel bij mij. Mijn hele leven is één grote zee van rust.”

Ik kijk geïrriteerd op als Romy mij een por geeft. Ze kijkt me verontschuldigend aan. Ik glimlach en richt mijn blik weer op de pagina’s van mijn boek, zonder ze te lezen.
“Hebben jullie die Engelse toets nog voorbereid?”, hoor ik Hilde vragen.
Eva zucht luid hoorbaar.
“Ik heb het geprobeerd, maar Bas was gisterenavond bij me. En van het weekend moest ik shoppen, bij Scapino hadden ze die zwarte laarsjes in de aanbieding waar ik het vorige week al over had. Die dingen zitten echt heerlijk! En ze zijn nog eens mooi ook! En bij C&A hadden ze zo’n schattig zwart naveltruitje. Dat moest ik gewoon hebben! Nou ja, meteen een bijpassend rokje gekocht… laat de lente maar komen! O ja, en bij de Lush heb ik een stuk Karma Zeep gehaald. En voor Bas Ice Blue Zeep. Hij moet ook maar eens lekker gaan ruiken. Die geurloze nepzeep die zijn moeder altijd koopt is gewoon waar-de-loos! Maar goed, zaterdagavond ging ik stappen, zondag de hele dag brak op de bank gehangen en toen was mijn weekend om. Weinig tijd gehad dus om te leren, ik moet wel prioriteiten stellen natuurlijk,” giechelt Romy.
“Ach, zoveel stelt het toch niet voor, ze maken die toetsen zelden echt moeilijk,” merkt Hilde op.

Ik realiseer me dat dit soort gesprekken tussen vriendinnen, over jongens, school en winkelen, iets is wat Nicole amper kende. Als ze de kans had gehad om meer met leeftijdsgenoten om te kunnen gaan, had haar leven er misschien heel anders uitgezien. Maar haar jeugd was niet zoals de meeste mensen hun jeugd kennen. Haar rijke ouders hadden, zo vertelde ze, een privédocent ingehuurd, de heer Kinneging. Zes jaar lang was hij in dienst van de familie en bereidde hij Nicole met lange lesdagen voor op de middelbare school.
Tegen de tijd dat ze daar naartoe ging en dus eindelijk in contact kwam met leeftijdgenoten, had ze haar jeugd eigenlijk al verloren. Echte vrienden had ze niet, en hoe ze ze moest maken had de heer Kinneging haar niet geleerd. Ze kende toen alleen Karin, die een paar huizen verderop woonde en op de middelbare school bij Nicole in de klas kwam te zitten. Toen pas ontstond hun hechte vriendschap.

Midden op een ophaalbrug bleef Nicole staan.
“Ik snap nog steeds niet dat ik dit met een onbekende deel. Misschien moet ik maar stoppen.”
“Je wilde toch dat iemand je verhaal hoort? Voel je niet bezwaard, ik luister graag naar je.”
Ik bedacht dat die laatste woorden wel erg fout klonken, alsof ik op de versiertoer was. En misschien was ik dat ook wel, al besefte ik dat toen niet direct. Maar hoe het ook klonk, Nicole sloeg er geen acht op. Ze zweeg en pakte haar laatste Camel uit het pakje. Ik schudde mijn hoofd toen ze mij een van de overgebleven sigaretten aanbood.
Ze staarde over het water van de Ijssel. In het schijnsel van een lantaarn zag ik haar blonde haren dansen op de wind. De gloeiende punt van haar sigaret bewoog van haar gezicht naar haar middel.
“We sloten een pact, Karin en ik. En vandaag heeft ze het verbroken.”
Ze bracht de sigaret naar haar lippen. De rook die ze uitblies vervaagde langzaam tegen de steeds donker worden avondlucht.
“We waren vijftien en we hadden dromen. We zagen het al helemaal voor ons. We zouden tegelijk trouwen. Een dubbele bruiloft, een enorm feest en vriendinnen voor het leven, indirect door de echt verbonden. Ze was mijn beste vriendin.” De laatste woorden klonken verbitterd.
De punt van de sigaret gloeide op toen ze een nieuwe haal nam.
“En dat gebeurde dus niet.”
“Nee, dat gebeurde niet,” zei ze met gebroken stem, “Zij… zij ontmoette de liefde van haar leven, en ik bleef telkens met lege handen achter.”
Met haar mouw veegde ze langs haar ogen.
“Zij, zij was gemaakt voor de liefde!”
“Dat zijn we allemaal, Nicole.”
“Nee, dat zijn we niet. Waarom ben ik dan al vierentwintig jaar alleen?”
“Omdat je de juiste persoon nog niet bent tegengekomen.”
“En wie is dat dan?”
“Dat weet je als je hem tegenkomt.”
“Dan is het een lul, want hij weet mij steeds niet te vinden.”
“Hij heeft wat meer tijd nodig misschien, maar ik weet zeker dat jij ook iemand zult vinden.”
“Nee, daarvoor is het te laat, Frank. Weet je, iemand heeft ooit gezegd dat we allemaal eenzaam sterven, hoeveel mensen er ook bij ons zijn om onze hand vast te houden. Je kunt discussiëren over die stelling, het er niet mee eens zijn, maar één ding weet ik zeker. Eenzaamheid is mijn enige vriend als ik sterf.”
We zwegen.

“Gebruiken ze veel moeilijk woorden of zo?” Hilde wijst naar mijn boek, met de al lange tijd onomgeslagen pagina’s. Ik wil een botte opmerking maken, maar bedenk me en richt mijn blik op het landelijke uitzicht vlak voor station Bodegraven.
“Nou, echt gezellig is hij niet, he.”
Eva en Romy giechelen.
Ik draai mijn hoofd om en trek een ongemeende grimas richting Hilde, om vervolgens weer uit het raam te turen.
“Luhduhvuhduh,” roept Eva.
Ik schud mijn hoofd. Mijn verdriet gaat verder dan zij kunnen begrijpen. Ik voel de pijn van Nicole alsof het mijn eigen leed is. En misschien is het dat ook wel.

“Heb jij wel eens een vriendin gehad?” Nicole keek me vragend aan.
“Ik ben wel eens verliefd geweest.”
“Dat was mijn vraag niet.”
Ik zuchtte. “Ze heette Sabrina, en op dat moment was ze het leukste meisje dat ik kende.”
“Dus je hebt een vriendin gehad!”
“Een maand lang ja. Daarna vond ze iemand anders leuker.”
De wind gaf het water speelse golven, die een klein bootje aan de oever rustig lieten deinen. We keken allebei toe hoe het wiegde op de golven.
“Prijs je gelukkig dat ze je die maand heeft gegeven. Dat het lot dat voor jou in petto had. Zelfs een maand was mij nooit gegund.”
“Een maand in 25 jaar is ook niet veel hoor.”
“Dat doet er niet toe. Jij hebt de liefde even mogen omhelzen. Ik heb er ook aan mogen ruiken, dat geef ik toe. Ik ben verliefd geweest, één keer. Ik kon aan niemand anders denken. Hij voetbalde vaak op een pleintje vlakbij school. Ik stond dan samen met Karin te kijken. Hij was knap, lang en heette Tom. Maar mijn vlinders waren eenzaam. Op een dag had ik al mijn moed bij elkaar geraapt en vroeg of hij ergens iets wilde drinken. Weet je wat zijn reactie was? Hij lachte me uit en negeerde me.”
Opnieuw veegt ze met haar mouw langs haar ogen.
“Dat is een enorm lullige actie.”
“Tja, maar hij had gelijk. Ik was… ik ben niet mooi, niet interessant genoeg voor mannen.”
“Dat is onzin.”
“Ik ken mezelf beter dan jij. Ik ken mijn leven, hoe anderen reageren op mij.”
“Iedereen heeft een vertekend zelfbeeld, veel negatiever dan de werkelijkheid.”
“Als ik ook maar iets waard was, dan kwam ik niet iedere avond thuis in een leeg huis. Dan hoefde ik niet weer een pizza te bestellen omdat ik geen zin heb om voor één persoon te koken.”
“Zo leven veel meer mensen.”
“Maar nog meer mensen leven samen. Die zie je ’s zomers hand in hand door de branding lopen bij zonsondergang. Die zitten op een loveseat in de bioscoop, of voeren elkaar bij, terwijl ze samen dineren in een duur restaurant. En ik? Ik zwerf in de zomer eenzaam over het strand, of kom niet verder dan mijn balkon, om maar niet geconfronteerd te hoeven worden met de mensen die wel samen gelukkig zijn. Ik ben alleen, en zal dat altijd blijven. Dat is mijn lot.”

Ik keek omhoog naar de sterren. De grote beer fonkelde hoog boven ons. Ik wilde Nicole moed inspreken, haar ervan overtuigen dat ze de zaken positiever moest bekijken. Maar ik kon het niet. Het enige waar ik op dat moment aan kon denken, was de parallel tussen haar leven en dat van mij. Eén maand was al wat anders was tussen ons. Ik had de herinnering aan Sabrina, maar Nicole had niemand. Maar hoe dan ook, ik herkende haar gevoel over de mensen die wel iemand hadden, stelletjes die je op mooie dagen overal ziet opduiken.
Al wat ik kon uitbrengen was een diepe zucht.

“En nu sta ik hier. Op de bruiloft van wie ooit mijn beste vriendin was. Gebonden voor het leven, verenigd in liefde. En ik? Ik blijf alleen achter. Geen liefde, alleen ik.”
“Ik weet hoe je je voelt, geloof me. Maar ik heb nog steeds de hoop dat ook ik ooit tot zo’n stelletje behoor. Net zoals jij ooit echt iemand zult vinden.”
Ze draaide haar hoofd mijn kant op en glimlachte.
“Weet je Frank, misschien, heel misschien heb je wel gelijk. En als ik je eerder had leren kennen, wie weet wat er dan had kunnen gebeuren.”
“Ik wil best een keer…”
“Nee, het is voor mij te laat om nog liefde te vinden. Maar als jij erin gelooft, dan vind jij haar vast en zeker.”
Ik keek op mijn horloge.
“Volgens mij is het feest bijna afgelopen. Misschien tijd om weer terug te gaan en te doen alsof we het zo gezellig vinden?”
Nicole lachte vriendelijk en haalde diep adem.
“Ga jij maar alvast, ik kom er zo aan.”

“Gaat het wel?”
Ik draai mijn hoofd en zie drie paar tienerogen die mij aanstaren. Nu pas voel ik de traan die over mijn rechterwang naar beneden glijdt. Ik sluit mijn ogen en haal diep adem. De zes ogen zijn nog steeds op mij gericht als ik mijn ogen weer open. Ik knik.
“Ja, het gaat wel. Ik moest even aan iemand denken.”
Ik veeg met mijn mouw langs mijn ogen en zucht nog een keer diep. De brede sloot langs het spoor verbreedt zich, en ik bevind me weer bij de Ijssel. Ik zie mezelf weglopen van de brug, Nicole leunend op de brugleuning achterlatend. Ik probeer mezelf tegen te houden, terug te sturen zelfs, maar ik hoor mezelf niet. Als ik toen wist wat ik nu weet, was de mooiste dag uit het leven van mijn nicht niet in een tragedie geëindigd. Ik hoor opnieuw de plons, zie mezelf omkijken en al wat restte op de plek waar ik Nicole een paar minuten daarvoor nog zag staan, waren de naaldhakken die ze had achtergelaten.

Plaats een reactie