Martin van Dam

Eenzame dalen (2): Op eenzame hoogte

Dit is het vervolg op het verhaal ‘Eenzame Dalen‘.

Ik draai de dop weer op het flesje bronwater en zet het naast me in het gras. Gapend rek ik me uit, voordat ik mijn armen weer om mijn opgetrokken knieën sla. Het liefst kroop ik mijn bed in, dat zich in het dorp een paar honderd meter lager bevindt. Tussen de boomtoppen door heb ik zicht op Talhausen, ingeklemd tussen de bergen.

Ik herken de kenmerkende gebouwen van het dorp. De spitse toren van de kerk is moeilijk te missen. Het is de eerste kerk waar ik sinds jaren voet in heb gezet en waarin ik zelfs kaarsjes heb gebrand. Waar ik voor het eerst sinds tijden gebeden heb en waar voor het eerst in mijn leven een gebed verhoord leek te worden. Ik heb niemand verteld over wat ik ‘het wonder van Talhausen’ noem, bang om uitgelachen te worden. Maar hoe nuchter ik normaal ook ben, ik kan onmogelijk de feiten negeren. Sofia’s rode kaars werd, na mijn gebed, door de vlam van mijn kaarsen, ontstoken. Het heeft me mijn verloren geloof teruggegeven en ik volg Sofia nu iedere zondag naar de kerk. Alleen daardoor kan ze al niet meer stuk bij mijn moeder.

Vanaf mijn hoge positie is duidelijk te zien hoe de Kleiner Talbach het dorp in twee delen splitst. Aan de ene kant staan woningen, voornamelijk gebruikt als tweede huis in het wintersportseizoen, aan de andere kant het centrum met de kerk, de supermarkt van mevrouw Tellinger, een klein postkantoor, een kroeg en hotel Kaiserblick.

“Blij dat je bent meegegaan?” Ik voel de hand van Simon op mijn schouder slaan.
Ik knik. “Het uitzicht is prachtig.”
“Je was gisteren vrij snel boven voor iemand die nog nooit geklommen had.”
“Ik wilde niet vallen,” zeg ik beschaamd, “dus wilde ik zo snel mogelijk boven zijn.” Eigenlijk is het onzin om te denken dat ik zou vallen. Ik bevond me in een groep met bijna alleen maar ervaren klimmers en ik zat zo goed gezekerd dat zelfs niezen bijna onmogelijk was.
“Die griet had er heel wat meer moeite mee,” verzucht Simon, “Man, man, wat een drama was dat zeg. Waarom die in godsnaam mee moest…”
“Om mij te irriteren,” antwoord ik.

Hoofdschuddend bal ik mijn vuist. Ik was verbaasd Jolien uitgerekend hier weer te zien. Vier maanden geleden kon ik haar hier nog redelijk ontwijken. We hadden slechts één zwijgzame ontmoeting. Nu schrok ze toen ik haar kamer binnenliep om voor haar de safe te openen, die ze had gesloten zonder eerst een nieuwe code te programmeren. Ik sprak amper een woord tegen haar. Daar had ik ook niet echt behoefte aan. Bovendien vulde zij mijn stilte wel in, alsof we al jaren goede vrienden waren.

Jolien hield pas haar mond toen ik me liet ontvallen dat Talhausen mijn nieuwe woonplaats is en dat ik eindelijk iemand had gevonden die me wel op waarde weet te schatten. Jolien kon dat zeker niet, net als de vrouwen die ik voordat ik haar leerde kennen, aanbad. Haar afwijzing was voor mij de reden om naar Oostenrijk te gaan om na te denken over mezelf en over mijn leven. Om vervolgens Sofia te leren kennen.

“Patrick, kun je me even helpen?”
Zuchtend negeer ik de stem van Jolien. Toen Jolien ontdekte dat ik mee zou gaan naar de top van de Kaiserkogel, vroeg ze aan Simon of ze ook mee mocht. Het klimmen interesseert haar volgens mij alleen helemaal niets. Integendeel, al wat ze doet is mij lastigvallen.

“Patrick?!”
“Als zo’n lekkere meid mij zou roepen, zou ik rennen, hoe nutteloos haar aanwezigheid hier ook is.” Simon steekt goedkeurend zijn duim omhoog.
“Ik heb voor haar gerend. Maar zij rende hard weg. En nu hoeft het niet meer.”
“Vrouwen zijn rare wezens. Als ze je wegduwen, willen ze vaak eigenlijk zeggen dat ze je toch wel leuk vinden.”
Ik hoor Simon weglopen. Een vloek schiet door mijn hoofd. Waarom laat ze me niet gewoon met rust? Sinds onze ontmoeting een paar dagen geleden, loopt ze als een hondje achter me aan.

“Patrick, alsjeblieft!” Haar stem heeft nu veel weg van een zielige kleuter die een ijsje wil maar het niet krijgt. Ik sta op en veeg het gras van mijn broek.
“Wat moet je?” Geïrriteerd loop ik tussen de bomen door richting de bergbeek. Jolien zit gehurkt aan de oever haar gezicht op te frissen met water uit de beek.
“Ben je daar eindelijk? Een half jaar geleden was je sneller geweest.”
“Maar toen was je nog de moeite waard.”
Ze kijkt me verontwaardigd aan. “Jij niet”
“En nu wel?”
“Die griet van het hotel ziet wat in je, dus blijkbaar wel ja. Ik twijfelde toen al een beetje, maar…”
“Maar toen was ik nog niet bezet en dus niet interessant.”
“Zo zou ik het niet willen zeggen. Maar kom op, zelfs jij kan beter krijgen dan die muts. Zelfs mij.” Ze kijkt me met een verleidelijke blik aan.
“Die muts heet Sofia en inderdaad zij is in alle opzichten vele malen leuker dan jij ooit zult worden.”
Jolien draait haar rug weer naar me toe. “En jij denkt dat ze echt interesse heeft? Volgens mij heeft ze meer belangstelling voor die andere gast. Hoe heet hij ook alweer? Tobias? Ja, Tobias!”
“Dat is een oude vriend van haar.”
“Doe niet zo naïef. Hij is haar ex-vriend ja. En ze vond het vast niet zonder reden leuk dat je een paar dagen de berg op ging. Nee, die twee…”
Jolien kijkt me aan met een uitdagende glimlach om haar lippen.
Ik maak aanstalten om weg te lopen. “Ik weet niet wat je van me wilt, maar je krijgt het niet.”
“Ik wil jou.”
“Als dat echt is wat je wil, dan ben je te laat.”
“Ik vind het eigenlijk wel ironisch, dat jij nu hard to get speelt.”
“Weet je wat pas ironisch is? Jij was voor mij de druppel om Nederland achter me te laten. Jij hebt me in de armen van de leukste meid die ik ken gejaagd. Dus je hebt het dan voor jezelf verpest.”
Ik draai mijn hoofd om en zie de verbijsterde blik op het gezicht van Jolien. Ze heeft haar armen gekruist voor haar lichaam. Met een hand veegt ze snel langs haar ogen. Ze snift en haar stem klinkt onrustig. “Nou. Die zag ik niet aankomen.” Ze schuift wat heen en weer op haar benen en bijt op haar onderlip. Ik kan een glimlach niet onderdrukken. Een gevoel van opluchting trekt door mijn lichaam.
“Patrick? Mocht je je bedenken, weet je me te vinden, oké?”
Hoofdschuddend loop ik terug richting het kamp.

Het eerste deel van de voettocht naar Talhausen leidt ons uit de beschutting van het bos. Wat volgt is een rotsachtig landschap, begroeid met grassen, mossen en hier en daar een kleine boom of struik.
Ik loop vlak achter Simon, die zwijgzaam de rest van de groep voorgaat. Ik kijk om en zie Bart en David een meter of tien achter me. Helemaal achteraan loopt Jolien. Zwijgend, met haar armen over elkaar en haar blik op de grond gericht. Ergens heb ik wel medelijden met haar. Na ons gesprek heeft ze geen woord meer gesproken. Ik ben er niet echt rouwig om. Mij luchtte het juist op dat ik haar de waarheid heb gezegd. En dat vind ik belangrijker dan haar gekwetste ego. Dat van mij was ook niet zonder littekens toen zij me maanden geleden afwees. Ze lachte me zelfs uit toen ik de hoop uitsprak dat het iets zou kunnen worden tussen ons.

Haar woorden galmen nog na in mijn hoofd. “Hoe heet hij ook alweer? Tobias? Ja, Tobias!” Zonder het te weten heeft ze mijn grootste angst uitgesproken. Een jaar en drie maanden waren Sofia en Tobias samen. Toen hij medicijnen ging studeren in Wenen maakte hij het uit. Hij kon haar niet combineren met het studentenleven, zo luidde zijn verklaring. Bij haar verdween langzaam de hoop dat ze nog iemand zou vinden van wie ze zoveel zou houden.
“…maar nu heb ik jou en dit is veel sterker dan Tobias,” zei ze toen we eind mei samen van een panoramisch uitzicht over het dal genoten, “dit gaat niet meer voorbij.”

Twee weken geleden stond Tobias ineens op de stoep. Ze vloog hem om de hals. Sindsdien is het Tobias voor en Tobias na. Een dag na zijn terugkeer ging ik om half tien alvast naar de kamer. Sofia bleef nog even wat met Tobias drinken. Om kwart voor twee kwam ze eindelijk naar boven. Ik heb er niets achter gezocht. Tot Jolien vanochtend de sluimerende angst bij me aanwakkerde. Ik twijfelde aanvankelijk of ik wel de berg op moest gaan, maar Sofia deed haar best om die twijfel uit mijn hoofd te praten. En dat lukte. Ze zwaaide ons uit toen we vertrokken. Tobias stond naast haar.

Ik haal diep adem. Wat als Jolien toch gelijk heeft? Nee! Dat is niet zo. Ik zie spoken en er is niets tussen Sofia en Tobias. Ze zijn gewoon vrienden, niets meer en niets minder. Toch? Ja, ik kan en moet Sofia vertrouwen. Zij vindt mij leuk. Dat waren de woorden die ze sprak toen ik op het punt stond te verdwijnen uit het leven van iedereen die ik ken. Sofia stond naast me op mijn balkon en toen ik de volgende ochtend wakker werd, was ze nog steeds bij me. Ze lag naast me en keek me verliefd aan met haar reebruine ogen. Ik kuste haar voorhoofd en streek met mijn hand door haar haren. Ik ben niet meer weggegaan.

Ik bots bijna tegen Simon op, die gestopt is en zich heeft omgedraaid.
“Zijn we er allemaal nog?” vraagt hij joviaal, “Jullie zijn allemaal zo stil.” Zijn blik is op mij gericht.
“Ik was even ergens anders met mijn gedachten.”
“Je kan ook naast haar gaan lopen, dat is makkelijker!”
In tegenstelling tot Simon, kan ik niet om die opmerking lachen.
“Ik dacht niet aan haar. Ik heb al een vriendin.”
“Toch niet Sofia hè?”
Ik kijk op en knik.
“Als ik het niet dacht. Weet je dat je een gelukkig man bent, Patrick? Er zijn veel te weinig vrouwen als Sofia op deze wereld. Ik ken haar al sinds ze acht jaar was. Zo lang kom ik hier al.”
“Sofia is inderdaad mijn vriendin,” bevestig ik nu ook mondeling.
Zijn benen zetten zich weer in beweging. De hogere bomen die we passeren, kondigen het bos aan dat een tiental meters voor ons ligt.
“Waarom twijfel je?”
Ik kijk verbaasd naar Simon. “Ik twijfel niet.”
“Je stem vertelt me iets anders, ik proef onzekerheid in je woorden.”
“Dat hoor je dan verkeerd.”
“Het is mijn beroep om dat soort dingen waar te nemen. Maar hoe dan ook, je klonk onzeker toen je zei dat ze je vriendin is.”
Ik geef mijn ontkenningsstrijd op. “Het is niks, dus laat maar.”
“Als het niks was, dan bracht het je ook niet zo aan het twijfelen.”
“Haar ex is terug.” Ik probeer zo nonchalant mogelijk over te komen.
“Tobias? Ik was ook verbaasd hem te zien hier. Het is al best een tijdje geleden sinds ik hem voor het laatst zag. Drie jaar geleden gingen ze allebei mee naar boven. En tussen ons gezegd, Sofia klom een stuk makkelijker naar boven dan wat we nu mee hebben.”
“Sinds hij er is… Ach, laat ook maar, ik haal me weer teveel onzinnige dingen in mijn hoofd.”
“Ben je bang dat je haar kwijtraakt?”
Als hij omkijkt, richt ik mijn blik op de grond onder mijn voeten.
“Heb vertrouwen in haar, jongen.”
“Dat probeer ik ook. Ik… Ik wil haar wel vertrouwen, maar ik ben bang. Mijn vertrouwen en mijn dromen zijn al te vaak door iemand beschaamd.”
“Maar niet door Sofia toch?”
Ik schud mijn hoofd.
“Ik ken haar nu al zestien jaar. Ze is niet iemand die anderen snel zal bedriegen. Ze is trouw aan de mensen van wie ze houdt.”

Ik haal diep adem en knik. “Misschien heb je gewoon gelijk. Sofia is de liefste, leukste en meest geweldige vrouw die ik ken. Maar is het dan zo vreemd als ik af en toe bang ben haar te verliezen?”
“Tuurlijk niet. Net zoals het niet vreemd is dat zij waarde hecht aan vrienden die ze al bijna haar hele leven kent. In haar kleutertijd speelde ze al met Tobias. En ze zijn als vrienden uit elkaar gegaan, heeft ze me verteld. En ze is nu gek op jou. Ook dat heb ik gezien.” Simon haalt een pakje Marlboro uit zijn jas en steekt een sigaret op. Hij begint een deuntje te neuriën dat ik niet ken.

Ergens heeft hij gelijk. Sofia zou me niet bedriegen, zo is ze niet. Ze weet wat ze voor me betekent en welke offers ik voor haar heb gebracht. We zijn samen twee weken naar Nederland gegaan, zodat ik wat zaken kon afhandelen, Ik heb mijn baan opgezegd, net als de huur van mijn flat. Mijn Zeeuwse kust keerde ik de rug toe. En ik liet mijn ouders, de enige mensen in Nederland die me nog dierbaar zijn, achter. Toen ze zagen hoe gelukkig ik was met Sofia in de buurt, staakten ze hun pogingen om me op andere gedachten te brengen.

Sofia en ik hebben ook veel over de toekomst gepraat. Als we samen een toekomst wilden opbouwen, moest een van ons verhuizen, dat was snel duidelijk. Voor Sofia is dat geen optie. Zij zal over een aantal jaren de leiding van het hotel overnemen.
“Ik wil het hotel runnen samen met een leuke, lieve man, míjn man. Samen met jou,” zei ze toen ze me met smekende ogen aankeek. Maar ik had mijn besluit toen allang genomen, Oostenrijk werd mijn nieuwe thuis.

Ik had niet verwacht dat het aanpassen me zoveel moeite zou kosten. Het is anders dan wanneer je op vakantie bent. Dan weet je dat je verblijf tijdelijk is en je terug zal gaan naar je oude ritme. Maar nu is het verre van tijdelijk. Ik moet een nieuw ritme vinden. Sofia werkt bijna dagelijks in het hotel, dus ben ik veel op mezelf aangewezen. In het begin besteedde ik vrij veel tijd aan het verkennen van de omgeving. Uren heb ik gewandeld in de buurt van Talhausen, of rondgereden in mijn auto. En ik heb nog de nodige zaken voor mijn verhuizing geregeld.

Maar na een maand werd ik dit patroon zat. Ik voelde me schuldig tegenover de familie Holtzer. Franz en Maria hebben me in hun gezin opgenomen als de zoon die ze nooit hebben gehad. Ik ben ook erg op hen gesteld geraakt. Hun hartelijkheid hebben ze overgedragen op hun dochter. Sinds het moment waarop Sofia haar ouders vertelde over ons, heeft het me aan niets ontbroken. Dat was een dag nadat zij en ik wij werden.

We waren bijna die hele dag bij elkaar. Sofia nam me mee naar een bergmeer, op een uur rijden van het hotel. Er lag meer sneeuw dan in het dal, en vanaf het bankje waar we op zaten, viel het me op dat het water hier en daar nog half bevroren was. Drie uur hebben we daar gezeten. We spraken met woorden en door te zwijgen, en we genoten van het uitzicht en van elkaar. Hoe vaak we hebben gezegd hoe leuk we elkaar vinden, weet ik niet meer. Vaak in ieder geval. Het lege gevoel waarmee de eenzaamheid die me jarenlang had opgezadeld, werd gevuld met vlinders. Het voelde geborgen en vertrouwd, alsof we elkaar al jaren kenden.

Toen wist ik dat het goed zat. Totdat Tobias dus ineens voor haar stond. Mijn vertrouwen in de toekomst met Sofia werd wankel door angst. En wat als die angst terecht is? Ik kijk naar rechts en zie ver onder me nog net een paar huizen van Talhausen. Een onrustig onderbuikgevoel maakt me ongeduldig. Ik moet weten wat er speelt tussen Tobias en Sofia. Ik moet weten waar mijn toekomst ligt. Bij Sofia of… Er is geen of. Er is namelijk maar een persoon die ik wil. Maar wat als zij mij niet meer wil? Begint alles dan weer van voor af aan? Angst voor eeuwige eenzaamheid dreef me naar Oostenrijk, word ik door diezelfde angst teruggeduwd naar Nederland? Om daar de rest van mijn leven alleen en zonder liefde door te brengen? Een leven zonder Sofia, die ik juist niet meer weg kan denken uit al mijn toekomstdromen? Ik huiver bij de gedachte, maar realiseer me dat het wel eens realistischer zou kunnen zijn dan ik denk. Toen Sofia me vertelde wat ze voor me voelde, die avond op mijn balkon, werd ik ook verrast. Dus wie zegt dat ze me nu niet weer verrast, maar dan onaangenaam?

“Wat aardig dat je even op me wacht.”
Pas als ik de stem van Jolien hoor, besef ik dat mijn voeten niet meer lopen.
“Dacht je aan die tru… o nee, Sofia?”
Ik maak aanstalten om door te lopen, maar Jolien trekt me aan mijn schouder terug.
“Ben ik niet duidelijk genoeg geweest, Jolien?”
“O, je boodschap is overgekomen hoor. Ik geloof er alleen nog steeds niks van.”
Ik zucht. “Ga alsjeblieft jezelf weer vervelen.”
“Ik wil je alleen maar waarschuwen. Weet je nog hoe je je voelde toen ik je afwees? Geloof me, als Sofia je straks de deur wijst omdat ze met Tobias verder wil, voelt het nog kutter.”
“Dat doet ze niet.”
“Leg je er maar bij neer dat je roze zeepbel straks barst. Pang!”

De telefoon van Jolien piept. Terwijl ze haar mobiel pakt, loop ik door. Na een paar meter stop ik weer, wanneer ik Jolien ineens hoor lachen. Ze kijkt me uitdagend aan. Ze stopt haar telefoon met een hand in het voorvak van haar rugzak. Ze loopt mijn richting uit. Ik blijf staan en met een arrogante blik in haar ogen loopt ze langs. In haar voorbijgaan, zie ik dat haar telefoon nog half uit haar tas steekt. Intuïtief pak ik hem eruit. Ze heeft niets in de gaten en loopt door. Ik blader naar haar berichten. ‘Zoals gepland!’ luidt het Duitstalige bericht dat ze zojuist heeft ontvangen. Afzender: Tobias.

Langzaam besef ik wat er aan de hand is. Ik blader door naar andere berichten. Nog drie van Tobias: ‘Ja, Sofia hoort bij mij. Plan klinkt goed.’, ‘Succes en veel plezier daarboven met die nietsnut.’, ‘Leuke avond gehad hier, hoe is het bij jou?’. Ik kijk op en zie dat Jolien nog steeds doorloopt.
Ik blader naar haar verzonden berichten: ‘Wil je Sofia? Ik ga met die sukkel mee en zorg dat ze hem niet meer wil.’ ‘Dank, het is een offer dat ik graag breng. Hij verdient haar niet. Jij wel.’ ‘Heb je haar al overtuigd dat wij hier doen wat we gelukkig niet doen? ;-)’. Op zijn laatste bericht heeft ze niet gereageerd. Ik kijk om en zie dat Jolien gestopt is.
‘Kom je nog?’ roept ze.
Ik buk en doe alsof ik mijn veter strik. ‘Ik kom eraan!’
Met een zelfingenomen glimlach op haar gezicht vervolgt Jolien haar weg. Ik stop haar telefoon in mijn broekzak.

Met gebalde vuisten en grote passen loop ik achter de anderen aan. Ik stop om een langwerpige steen op te rapen. “Jolien! Blijf staan!”
Ze stopt als ze mijn geschreeuw hoort. Als ze zich langzaam omdraait, werp ik de steen de steile helling tussen de bomen af.
“Zo, dat was je telefoon. En nu ga je me verdomme vertellen wat er aan de hand is!”
“Mijn wat?” Ze grijpt naar haar tas en merkt dat het voorvak leeg is. “Lul! Wat geeft jou het recht om mijn telefo..”

Hoe dichter ik bij haar kom, hoe kwader ik me voel. Ik ontspan mijn gebalde vuisten. Ik zie Jolien praten, maar hoor haar woorden niet meer. Ik zie haar op de grond vallen en verschrikt naar haar wang grijpen. Mijn hand trilt na van de klap.
“Wat ben jij een vals kreng zeg. Dat ik ooit heb gedacht dat jij leuk was.”
Ze krabbelt overeind. geschrokken kijkt ze om zich heen.
“Wat wil je van me, Patrick?”
“De waarheid!”

Ik haal diep adem en sluit mijn ogen. Als ik ze weer open, loopt Jolien een paar meter voor me. Ik loop achter haar aan en grijp haar bij haar schouder.
“Au! Dat doet pijn.”
“O, dat is nog niks vergeleken bij de pijn die ik je zou willen laten voelen. Je hebt geluk dat er nog mensen niet zo ver voor ons lopen, want anders had je net als je telefoon beneden gelegen.”
Ik kijk Jolien doordringend aan. Ze zucht en begint te grinniken.
“Je voelt je verslagen hè, je hebt verloren.”
“Ik heb niets verloren. Sofia zal zijn leugens niet geloven.”
“Te laat. Je hebt zijn laatste bericht gelezen, neem ik aan?”
“Waarom probeer je ons uit elkaar te drijven?”
Jolien kijkt me doordringend aan. “Ik ken Tobias al sinds de tijd dat hij haar vriend was. Hij is veel leuker dan jij bent en ze horen bij elkaar. Jij verdient haar niet. Sterker nog, jij verdient helemaal niemand, heb je dat nog niet in de gaten? Niemand vind je echt leuk. Ik niet. Sofia niet. Helemaal niemand. Moet je jezelf eens zien staan. Je bent saai, Patrick, en van je uiterlijk moet je het ook al niet hebben. Dacht je nou echt dat ik met iemand als jij gezien zou willen worden? Nee dank je!”
Ik sluit mijn ogen en haal diep adem. Mijn handen knijpen samen. Jolien beschrijft precies hoe ik me voelde voordat ik Sofia leerde kennen. En als ze echt voor Tobias kiest, dan…
Ik open mijn ogen. Mijn ademhaling wordt zwaarder. “Als jouw plan lukt, Jolien, dan heb je vooral jezelf ermee. Want dan maak ik je kapot, op alle mogelijke manieren. En nee, dit is geen dreigement. Dit is een keiharde belofte, en ik kom mijn beloftes altijd na.”

Ik wend mijn hoofd van Jolien af en loop in grote passen door. Mijn ogen en wangen worden bevochtigd door tranen. Het bospad waar ik op loop, eindigt nu een meter voor me en met elke stap die ik verzet, schuift de afgrond op. Ik hoor de voetstappen van Jolien achter me. In gedachten zie ik haar in een afgrond zonder einde vallen. Het is dezelfde afgrond die mij waarschijnlijk ook wacht als ik terug ben in het hotel. Als Tobias Sofia werkelijk voor zich gewonnen heeft, dan is het over. Dan pak ik mijn spullen en vertrek. Maar waarheen? Terug naar Nederland? Naar een ander dorp in welk land dan ook, of dwars door de vangrail de berg af? Misschien is dat nog wel het makkelijkst. Wat dat betreft heeft Jolien gelijk. Behalve Sofia is er niemand die ooit echt van me heeft gehouden. Veel afwijzingen en teleurstellingen heb ik ervaren. En wat staat me straks te wachten? Misschien wel de grootste teleurstelling van allemaal. En als zelfs Sofia mij niet wil…

Ik stop bij een open plek tussen de bomen, die uitzicht geeft op Talhausen. Ik sta ongeveer op gelijke hoogte met de kerktoren. Het Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat Jolien achter me langs loopt. Ik volg haar met mijn blik en zie dat ze zich bij Simon en de anderen voegt. Ik zwaai als Simon me wenkt, en gebaar dat ze alvast verder kunnen lopen.

Tussen de bomen door herken ik tientallenmeters lager de bergweide,waar Sofia me eind mei mee naartoe nam. Vanuit het dorp loopt er een pad naartoe. Maar vanaf mijn positie hier kan ik er onmogelijk komen. Ik herinner me dat Sofia broodjes, een pak sap en een thermoskan met thee had meegenomen voor een picknick. Daarna zaten we schouder aan schouder te genieten van de rust. We hoorden de vogels fluiten en de wind door de boomtoppen waaien.
“Ik ben hier vaak met Tobias geweest,” vertelde ze, “ik vond het hier heerlijk. Maar ik heb het, ook met hem, nooit zo fijn gevonden als nu met jou.”
Haar hoofd rustte op mijn borstkas. Dat was het moment waarop ik wist dat zij degene is met wie ik oud wil worden. Mijn handen speelden met haar haren en al wat ik zei was:”Ik wil je nooit meer kwijt.”
“Ik jou ook niet. Ik dacht dat ik na Tobias nooit meer verliefd zou worden. Maar het gebeurde toch. En nu ben ik hem dankbaar dat hij het heeft uitgemaakt. Ik heb er iets veel mooiers voor teruggekregen.”

De berglucht dringt diep in mijn neusgaten. Mijn hart bonkt minder nadrukkelijk in mijn keel en mijn ademhaling wordt rustiger. De mooie herinnering aan de plek verkleint mijn angst. Ik ben Sofia niet kwijt, dat kan niet. Al is onze relatie pas vier maanden oud, de band die we hebben opgebouwd is sterker dan wat dan ook. Daar komt geen Tobias of Jolien tussen. Alleen als ik haar nu al opgeef, verlies ik haar. En dat is het laatste wat ik wil. Ik draai me om en stap met grote passen over het bospad naar beneden. Sofia en ik blijven samen, voor altijd. Ik weet wat me te doen staat.

Het is half drie, als ik het einde van het bergpad bereik en achter het postkantoor van Talhausen het dorp in loop. Jolien en de mannen lopen een meter of tien voor me. Ik heb geen aansluiting meer bij ze gezocht, omdat ik geen behoefte voelde om nog in de buurt van Jolien te zijn. Nog niet, tenminste. Ze kijkt om en kijkt me met een vuile blik aan. Ik versnel mijn pas en ga naast haar lopen.
“Ben je er klaar voor, eikel?”
Ik lach haar toe en zonder iets te zeggen loop ik door.

Als ik de trap van het hotel oploop, word ik overvallen door een onrustig onderbuikgevoel. Mijn hand trilt wanneer ik de deur open. Ik haal diep adem en loop naar binnen. Ik groet Franz en Maria, die me bezorgd aankijken als ik richting de trap loop.
“Hallo Patrick, hoe was het?” vraagt Franz.
Ik lach ze vriendelijk toe. “Prachtig! Is Sofia op de kamer?”
“Ja, maar…”
Ik laat Maria haar zin niet afmaken. Tobias was er vast en zeker in voorgekomen. “Dan ga ik haar eens begroeten. Ik heb haar gemist.”

Mijn hart klopt weer in mijn keel terwijl ik de trap naar de tweede verdieping beklim. Ik haal de kamersleutel uit mijn broekzak en draai hem heel zachtjes om in het slot. Ik duw de deur voorzichtig open. De kamer is leeg. Om me heen kijkend zie ik Jolien op de gang voor de deuropening staan. Met mijn voet geef ik de deur een zetje, zodat deze voor haar neus met een klap dichtslaat.

Sofia komt vanaf het balkon de kamer in. Aan haar uitgelopen mascara zie ik dat ze gehuild heeft.
“Hoe was het?” vraagt ze.
“Ik was er liever met jou geweest.”
“O. Ik heb iets anders gehoord.”
Ik schud mijn hoofd en loop naar Sofia. “Zonder jou was er echt niets aan.”
Ze steekt haar arm uit om me af te weren. “Nee, blijf daar.”
“Wat is er, Sofia? Waarom heb je gehuild? Vanwege de leugens die Tobias heeft verteld? Wat zei hij? Dat ik Jolien nog steeds leuk vind?”
“Ja.” Ze veegt haar ooghoeken droog met haar mouw. “Maar die sms van Jolien aan haar zus, waar Tobias me over vertelde, was dus waar? Dat bericht waarin stond dat jullie een leuke nacht in de eenpersoonstent hebben gehad, en dat jij niet van haar af kon blijven?”
Een diepe zucht verlaat mijn keel. Ik kijk Sofia recht in haar ogen.
“Nee, daar is niets van waar. Luister. Jolien en Tobias probeerden ons met leugens tegen elkaar op te zetten. Hij wil jou terug.”
“Probeer je nu ook nog de schuld op Tobias af te schuiven? Hij was tenminste eerlijk toen hij het uitmaakte. En jij…”
Ik hoor de badkamerdeur open gaan. “Ach, daar is de bedrieger. Was Jolien lekker?”
“Geen idee. Maar ik vond jullie sms’jes best vermakelijk.” Ik haal de telefoon van Jolien uit mijn broekzak en geef hem aan Sofia. Een traan rolt over mijn wangen. Ze gelooft hem dus toch.
“Ik zou jou nooit kunnen kwetsen. Alles wat je is verteld, is niet waar. Tobias en Jolien hebben dat bedacht. Lees hun berichten maar.” Ik kijk Sofia smekend aan. Ze moet de berichten lezen, dan komt alles weer goed, hoop ik. En dan zullen we de rest van ons leven samen blijven, daar zorg ik voor.
Aarzelend pakt Sofia de telefoon aan. De kamerdeur gaat open en Jolien stapt naar binnen.
Ik veeg de tranen van mijn wangen en verman mezelf. “Je bent precies op tijd, Sofia gaat net jullie leuke verhaaltje lezen.”
Met verbazing kijkt Jolien naar haar mobiele telefoon in de handen van Sofia. Ik hoor haar zacht vloeken. Ook ik kijk naar de Oostenrijkse die mijn hart heeft veroverd. Haar mond valt open terwijl ze naar het scherm van de telefoon staart. Haar hand begint te trillen en het toestel valt op de grond.

“Hoe durf je,” zegt ze met gebroken stem, Tobias aankijkend, “Dacht je echt dat dit zou werken? Dat je met leugens mij terug zou kunnen krijgen? Ik vertrouwde je en ik heb je bijna geloofd.”
“Je verdient beter, Sofia…”
“Ik verdien veel beter dan jij ooit zult zijn ja. En dat had ik, totdat jullie je ermee gingen bemoeien.”
Tobias blijft onbeweeglijk staan. “Wij horen bij elkaar…”
“Nee, dat doen we niet. Ik hoor bij Patrick, als jullie dat niet verpest hebben. En nu eruit! Ik hoef je nooit meer te zien! En jou ook niet!”
Ze pakt de telefoon op en gooit hem wild richting Jolien. Ze loopt naar Tobias en duwt hem richting de deur. Met gebogen rug verlaat hij de kamer.

Sofia doet de deur dicht en draait hem op slot. “Ik geloof dat wij moeten praten.”
Ik knik.
“Hoe moet het nu verder met ons?”
“Gewoon, waar we gebleven waren.”
Sofia gaat op de rand van het bed zitten, haar schouders schokken. Ik loop naar de badkamer en haal een glas water voor haar.
“Ik geloofde Tobias,” zegt ze tussen twee slokken water door.
“Het is al goed.” Ik ga naast haar op bed zitten en sla een arm om haar heen.
Waarom ben je zo lief? Waarom scheld je me niet uit, waarom word je niet boos? Ik heb aan jou getwijfeld, terwijl ik juist jou had moeten vertrouwen”
Ik streel met mijn hand door haar haren.
“Het is niet jouw schuld Je kent Tobias al zo lang, je vertrouwde hem, als goede vriend. En Jolien is totaal niet de moeite waard. Ik snap niet dat ik haar ooit leuk gevonden heb. Er is maar één persoon op deze wereld aan wie ik mijn hart, mijn ziel en mezelf toevertrouw. En die persoon ben jij. Ik hou van jou, en van niemand anders. Ik wil je niet kwijt, Sofia. Ik wil jou gelukkig maken. En hoe kan ik nou boos worden op jou, als ik zie hoeveel verdriet iemand anders je al heeft aangedaan?”
Sofia veegt opnieuw tranen uit haar ogen. Ze snift en kijkt me glimlachend aan.
“Ik wil jou ook niet kwijt.”

Haar woorden nemen het laatste restje twijfel over onze toekomst samen weg. Nu is het moment om me voorgoed aan haar te binden. Ik sta op, pak haar handen en druk ze tegen mijn borst.
Ik kijk haar diep in haar diep in haar reebruine ogen.
“Sofia? Ik wil dat je mijn vrouw wordt. Wil jij dat ook?”
Haar lippen vormen een brede lach. Ze springt op, slaat haar armen om mijn nek en drukt haar lippen op de mijne.

Mobiele versie afsluiten