Ars melancholia

Met mijn handen diep weggestopt in de zakken van mijn jas, stopte ik toen ik de letters ‘antiquariaat’ op een van de ramen zag prijken. Het was een moment van herkenning, al leidde mijn herinnering mijn blik vooral naar de woning boven de winkel.

Het was een oud pand, met bakstenen waarvan de oorspronkelijke kleur door de tand des tijds was bedekt met een donkere laag vuil. De oude karakteristieke ramen sierden nog steeds de vensters van de bovenwoning. Het waren grote ramen, die door witte latjes werden onderverdeeld in een twaalftal kleinere, rechthoekige vensters. Het waren de ramen die mijn herinnering nog kende van zo’n 12 jaar geleden.

Lees meer

Het einde der tijden

Ik had me het einde der tijden toch wat anders voorgesteld. Onheilsprofeten hadden ons jarenlang lekker gemaakt met massale sterfte, kou, oorlogen, meteorieten, overstromingen, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en aswolken, verschuiving van de polen, nucleaire rampen, marsmannetjes en noem het maar op. En dus hadden wij ons op alle mogelijke scenario’s voorbereid. In de kelder van Eelco lagen onder andere gasmaskers, een grote voorraad blikvoedsel en flessen water. De muren, het plafond en de vloer waren bedekt met dikke loodplaten tegen radioactieve straling en er lagen zonnebrillen en zwarte pakken met witte overhemden voor het geval er aliens kwamen. Omdat een natuurramp ons eerste toevluchtsoord zou kunnen wegvagen, hadden we aan de andere kant van het land een boerderij gekocht, waar we dezelfde voorbereidingen hadden getroffen. Eva stelde nog voor om daar meteen onze intrek te nemen, maar de boerderij lag dichter bij de slapende vulkanen van Duitsland dan het huis van Eelco.

Lees meer

The Revenge of Francis Frog (1993)

Dit verhaal schreef ik toen ik 13 was en is dus een van mijn eerste verhalen. Dit heb ik onlangs overgetypt om te zorgen dat het niet verloren gaat. Hier en daar heb ik wat spelling en zinsbouw verbeterd, maar aan het verhaal zelf heb ik niet gesleuteld, dat zou de nostalgie aantasten… het blijft dus het verhaal van een 13-jarige.

Ik heb trouwens geen idee meer waarom ik destijds koos voor een Engelstalige titel.

I. Pesterijen
New York, 21 maart 1968.
Francis Frog zit op de Peter Rayson School, één van de jongensscholen in de stad . Francis is een klein, mager ventje met een rond brilletje op zijn neus. Hij wordt vaak gepest, vooral door William Picture, ook wel ‘De Bink’ genoemd. Het verhaal begint op het moment dat Francis weer eens de klos is. William en zijn aanhang beleven de grootste lol aan het uitschelden en stompen van Francis, met als enige reden het gevoel stoer te zijn.

Tegen alle verwachtingen in, weert Francis zich dit keer tegen William. Net op het moment dat laatstgenoemde een welverdiende stomp op zijn gezicht terugkrijgt, loopt de rector echter langs. Stoïcijns gaat hij tussen de jongens staan en hij kijkt Francis streng aan, terwijl hij hem gebiedt mee te lopen naar zijn kantoor.

Lees meer

Verloren getuige

Daar lig ik dan, verlaten in het bedauwde gras, te wachten op wat komen gaat. Vocht is door mijn behuizing heen gedrongen, maar het heeft geen onherstelbare schade aangericht. Nog niet, maar als ik hier nog meer nachten lig, zal dat ongetwijfeld alsnog gebeuren. Eigenlijk wil ik schreeuwen, zodat iemand mij vindt, maar ik ben slechts gebouwd om te luisteren en te herhalen wat anderen hebben gezegd. Had ze maar: ‘Hallo, kijk eens hier beneden, hier ben ik!’ geroepen, voordat ze mij onvrijwillig achterliet in het bos. Dan had ik haar stem misschien nog een paar uur kunnen herhalen en had iemand anders de rest van de door mij zorgvuldig onthouden geluiden kunnen horen.

Lees meer

Schaduwland

In de luwte van de bomen stopte ik, buiten adem en met mijn hand steunend tegen een van de eeuwenoude stammen. Hoog boven me ritselden bladeren op het ritme van de wind. Vogels, donker als de nacht, vlogen krijsend op richting de zon die me mijn vijanden toonde. Vooral ’s nachts probeerden ze me het leven zuur te maken, verscholen in de duisternis, net zo donker als zij.

Lees meer

Ik mocht alles weten

Ik mocht alles weten. Er was niets dat men mij niet vertelde. Men zei dat ik goed kon luisteren zonder de ander in de rede te vallen. Ik was een uitlaatklep voor velen, maar kon zelf bij niemand mijn verhaal kwijt, omdat er in mijn dorp niemand was die mijn taal begreep. Jarenlang was het de enige manier waarop ik mezelf kon uiten. Op een dag die mij anders zou maken dan anderen, lag ik, amper een jaar oud, in een wiegje op de achterbank van de auto. Dat mocht toen nog gewoon. Mijn vader zat achter het stuur van de auto waarvan ik het merk niet meer weet. Hij was donkergroen, dat weet ik nog wel. We reden over de dijk, met links het water van het IJsselmeer en rechts de weilanden waar de auto ondersteboven in belandde toen mijn vader moest uitwijken voor een overstekende kat. Het dier overleefde het voorval, mijn vader niet. Mij was het lot gunstiger gezind, want ik werd door de remkrachten slechts door de voorruit geslingerd en belandde in een koeienvlaai, die mijn val voldoende brak om te kunnen overleven. Bij mijn reis door de voorruit schoot een stuk glas echter in mijn keel en sneed door mijn stembanden, waardoor ik die nooit heb kunnen gebruiken. Als ik al een huilbaby was, dan merkte mijn moeder daar weinig van. En toch was zij de enige met wie ik kon communiceren. Zij leerde samen met mij de gebarentaal die ik nog steeds gebruik.

Lees meer